Dit recept voor Indonesisch draadjesvlees komt uit de familie van een goed vriendinnetje van mij. Het is echt jeugdsentiment voor haar. Haar Indonesische oma – een vrouw van 1.48 cm lang met grijs haar tot op haar heupen, wat ze ieder dag oprolde tot een knot – maakte het vaak klaar. Kruiden en ingrediënten gingen er op gevoel in. Gelukkig is het familierecept inmiddels opgeschreven en heeft ze het gedeeld met Kokende Oma 🙂 Je kunt het ’t hele jaar door eten, zo lekker is het.
Indonesisch draadjesvlees – wat heb je nodig?
– 3 el arachide olie of wokolie
– een klontje roomboter
– 500 gram runder riblappen op sucadelappen, het mag lekker vet vlees zijn
– 1 grote ui
– 2 grote tenen knoflook
– 3 el ketjap
– 1 el oestersaus
– 1 el kurkuma
– 1 el gemberpoeder
– 1 grote tomaat (of een handje kleine tomaatjes)
– 2 blokjes kippenbouillon
– 3 laurierblaadjes
– 1 el paprikapoeder
– 2 el sambal oelek
– peper (zout niet nodig i.v.m. oestersaus)
Hoe maak je het draadjesvlees klaar?
Haal het vlees uit de koeling en laat het op kamertemperatuur komen. Dep het vlees droog en bestrooi het met peper, zout en paprikapoeder. Laat in een goede pan (sudder- of hapjespan) de olie opwarmen. Leg het vlees erin en voeg het klontje roomboter toe. Braadt het vlees om en om aan, dan blijft het lekker mals.
Snijd ondertussen de ui in ringen en de tomaat in kleine blokjes. Voeg dit toe aan het vlees, gevolgd door alle kruiden, laurier, knoflook, oestersaus en de ketjap. Roer alles door elkaar en blus het af met de kippenbouillon. Het vlees moet flink onder water staan.
Laat alles uuuuuren pruttelen, hoe langer, hoe beter. Komt het vlees droog te staan, voeg dan nog een beetje water toe. Het vlees is klaar als het zo zacht is dat het uit elkaar valt.
Selamat makan!
Zin in draadjesvlees, maar liever iets minder kruidig? Probeer dan ook eens dit recept.